Bij ons thuis werden vroeger in het weekend en tijdens de vakantie vaak spelletjes gedaan. Mijn ouders waren kennelijk van mening dat je daar niet vroeg genoeg mee kon beginnen want ze maakten mijn zussen en mij enthousiast voor scrabble, schaken, dammen, monopoly, zwarte pieten, mah-jong, "stap op" en "de elf eruit". Het "5 minuten spel" niet te vergeten: binnen 5 minuten zoveel mogelijk woorden uit een woord halen, of Bijbelse namen opschrijven beginnend met één van de letters van het alfabet; en daarnaast leerden ze ons ook een aantal kaartspelen: pesten, canasta, klaverjassen en bridge. Die kaartspelen waren voor mijn ouders bepaald niet vanzelfsprekend, want daar waren ze zelf, beiden afkomstig uit wat dan heette goed gereformeerde gezinnen, bepaald niet mee groot geworden. De grote voorman van de 'kleine luijden'; Abraham Kuyper, noemde het kaartspel het duivels prentenboek. In één van zijn werken (de man heeft boekenplanken volgeschreven - waar hij de tijd vandaan haalde is wonderlijk, want hij was in zijn werkzame leven predikant, journalist, tweede kamerlid en ook nog een poos minister-president), "E Voto Dordraceno", waarin hij commentaar geeft op de Heidelbergse catechismus schrijft hij onder andere:
"Van meet af aan zijn onze vaderen kloek en kras tegen alle lotspel opgekomen. Ze hadden niets tegen spelen die oefe-ningen van scherpzinnigheid of spierkracht en vlugheid waren, zoals schaak-, dam- en kegelspelen, maar vooral tegen het kaartspel traden ze met onverzoenlijke ijver op. En terecht!" Bij mijn grootouders was dan ook nergens in huis een speelkaart te vinden, maar gelukkig zijn mijn ouders op dit gebied hun ou-ders niet gevolgd en hebben ons de regels van het kaartspel bijgebracht. Als ik over een poosje- bij leven en welzijn- met emeritaat ben, hoop ik geregeld te kunnen gaan bridgen; daar kan ik me nu al op verheugen. Ik kom op deze mijmeringen over het kaartspel omdat ik pas weer de tekst onder ogen kreeg van Gerard de Vries, in de jaren 60 en 70 van de vorige eeuw disc-jockey bij (toen nog) piratenzender radio Veronica. Hij scoorde destijds een grote hit met het vertellen (bijzonder was dat, een plaatje dat de top 40 binnenkwam waar iemand alleen maar voorlas en niet zong) van het verhaal over een spel kaarten. Het gaat zo:
"Het was in de tweede wereldoorlog. Een groep soldaten kwam in een klein dorp. De volgende morgen, zondag, ging een aantal van hen onder leiding van een sergeant, naar de kerk. Sommige jongens hadden hun bijbeltje bij zich. Maar één van hen had alleen maar een spel kaarten bij zich dat hij voor zich uitspreidde op de bank. Na afloop van de dienst werd de soldaat bij de officier militaire politie gebracht. "Waarom heeft u 'm hier gebracht, sergeant?", vroeg de officier. "Hij zat te kaarten in de kerk", was het antwoord. "Wat heb je daar op te zeggen", zei de luitenant. "Veel", was het antwoord van de bewuste soldaat. "Dat zullen we hopen, want als je geen deugdelijke reden hebt, dan zal ik je straffen." De soldaat zei: "Luitenant, ik ben zes dagen op patrouille geweest. Ik had geen bijbel of kerkboek, maar ik hoop u te kunnen overtuigen van de oprechtheid van m'n bedoelingen". En hij begon: "Kijk luitenant, als ik naar de aas van het spel kijk, dan weet ik dat er maar één God is, en de twee vertelt me dat de bijbel in twee delen verdeeld is, het oude en het nieuwe testament. Als ik de drie zie, dan denk ik aan de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. De vier herinnert me aan de vier evangelisten die het Woord doorgeven, Mattheus, Marcus, Lucas en Johannes. De vijf doet me denken aan de vijf wijze meisjes die hun lamp brandend houden. Zes, dat zijn de zes dagen waarin God de hemel en de aarde schept en de zeven herinnert me aan de zevende dag, de rustdag. De acht doet me denken aan de acht mensen die gered worden bij de zondvloed, en ook aan de achtste dag waarop Christus zijn leerlingen meeneemt de berg op van de verheerlijking. Bij de negen denk ik aan de melaatsen die onze Redder geneest maar die vergeten Hem te danken. Bij tien denk ik aan de tien woorden die Mozes ontvangt op de berg. Zie ik de koning, dan weet ik dat er slechts één grote Koning is. De vrouw herinnert me aan Maria,moeder van Jezus. De boer van het spel is de duivel. Ziet u luite-nant, m'n speelkaarten betekenen voor mij een hele bijbel."
J.M.W.